Soms was Vincent
er niet bij. Hij was twee jaar ouder dan ons en werd onrustig van de
schoolbanken en zijn moeder, een knappe vrouw die genoeg mannen had om de
regelmatige afwezigheid van Vincents vermeende vader te compenseren. Dat was
een rijzige piloot van langeafstandsvluchten, die op uiterst professionele wijze
zijn huwelijk veronachtzaamde en blind bleef voor wie hij achterliet. En ook al
schoven die andere mannen nooit mee aan tafel, Vincent wist van hun bestaan af.
Veel meer dan een binnensmondse verwensing gunde hij hen niet. Vluchtend voor
hen en de opzichtige sporen die ze achterlieten, vertrok hij weekenden lang om ‘frisse
lucht te happen’, zoals hij het noemde in Roos’ bijzijn. Maar het leken veeleer
rooftochten, waarin hij vrienden in de stad opzocht, hun brommers in de prak
reed, meisjes van dertien versierde en heel wat meer probeerde dan de
bessenjenever en de jointjes die hij met mij en Roos deelde.
Als Vincent
vertrokken was, kwam Roos graag bij me langs. Ze hield van de grote tuin en van
de geur in de keuken. Nadat ze aanbelde, groette ze steevast de portretten in
de hal, die mijn moeder in opzichtige gouden lijsten had opgehangen. Daarna
aaide Roos mijn zus over haar hoofd, veinsde even belangstelling voor een
nieuwe pop of prentenboek en klom met mij de trap op.
Als we met zijn
tweeën waren, dronken we vaker thee dan jenever. We luisterden naar radioshows,
die we met een cassetterecorder opnamen, soms over elkaar heen. Zonder het gepraat
tussen de muziek, daar zorgde Roos voor. Ik dronk haar woorden en
bediende de knoppen. ’s Avonds laat schreef ik neer hoe de haartjes op haar
wang die dag glansden in het zonlicht.
Telkens opnieuw werd
het duidelijk dat Roos meer interesse had in de dingen die me omringden dan wat
die dingen voor me betekenden. Ze bladerde koortsachtig door boeken, op zoek
naar citaten die ik op de kaft van haar schoolagenda had geschreven en die ze
niet als spiegels van mijn ziel las, maar de hare. Ze vroeg me liever waar een
koffievlek vandaan kwam dan waarom een citaat mij getroffen had. Als ze echt
naar mijn mening peilde, betrof die Vincent.
Ik zag met lede
ogen aan hoe haar pupillen wijder werden als hij tien minuten te laat het
klaslokaal binnenstapte. Hoe haar lichaam zich naar hem draaide als ze tussen
ons in op de bus stond te wachten. Hoe haar ranke schouders zakten als hij
onverwachts opstapte om te ‘herbronnen’, zoals zij het begripvol noemde. Zelfs
dat noteerde ik ’s avonds in mijn boekjes, waarin die dingen stonden die mij het meest troffen, in zoekende regels die ik haar nooit voorlas.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten