De laatste zomer
van onze geometrische vriendschap was in veel opzichten memorabel, met lijnen
die op het punt stonden te knappen, verwarrende hoeken en bizarre wendingen. We
verdwaalden nog meer in elkaar dan voorheen. Het huis waarin ik woonde werd
getroffen door een mottenplaag, die mijn moeder wanhopiger maakte dan ze van
nature al was. De eieren leken tot ver buiten de kleerkasten gelegd te worden,
dus hing er tot ik in de vroege winter verhuisde, een indringende geur van
kamperfoelie in alle kamers.
Het was 1993 en
Michael Jacksons jongere zus stond hoog in de hitlijsten. Vincent en ik
kreunden onder zoveel zwarte wansmaak. Maar als Roos aan de onderste tak van de
boom in het park hing en ‘Like a moth to a flame, burned by the fire’ zong
terwijl de wind door haar haren speelde, hapten we naar adem. Ik had die zomer
Georges Bataille ontdekt en las verwoed al zijn werken, maar geen van de
citaten die ik ’s avonds overschreef was toereikend voor Roos die ons
ondersteboven aan een perenboom schalks toelachte.
Vincent had ondertussen
ontdekt dat hij meer kon dan stilte voor de sterren eisen, whisky zuipen
en jonge meisjes klaarvingeren. Hij had in de lente op een vlooienmarkt voor
een zacht prijsje een Nikon op de kop getikt. Al snel waren ze onafscheidelijk.
Vincents blik brandde als nooit tevoren en zijn scherpe, harde beelden rolden
al gauw over de dorpstongen. In april had hij een eerste tentoonstelling in het
plaatselijke culturele centrum. Centraal hing een zwart-wit foto die hij aan
het zwembad had gemaakt. Een waterdruppel rolde links van Roos’ ruggengraat
naar beneden. Of die druppel haar broekje bereikte, weet ik niet. Mijn
notitieboekje heeft hij in ieder geval niet gehaald.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten