Vincent verkocht
bijna alle foto’s die tentoongesteld werden. Toen we twee weken na de opening de
kaders van de muren haalden en in een bestelbusje plaatsten, foeterde hij
luidop. Hij had meer geld kunnen vragen.
Roos had met ons
champagne gedronken. Geproost op en onder Vincents nietsontziende blik. Drie
dagen later was ze naar Zuid-Frankrijk gelift met een paar vriendinnen. Ze zou
terugkomen nadat ik op reis was vertrokken. Juli was van ons. Maar augustus was
verdeeld, we kwamen elkaar slechts een paar keer op een kruispunt tegen.
Vincent en ik
legden het debuut van Rage against the
machine in de cd-lader, rolden een joint en vlogen flink in het bier. Zoals steeds waren onze gesprekken
karig. Ik zei dat het goed was gegaan. Vincent beaamde en zweeg. Ik ging
verder. Dat het super was dat hij die modefotograaf had ontmoet, die hem
gevraagd had om in de herfst mee naar Milaan te gaan. Vincent knikte zonder een
spoor van triomf.
Plots keek hij
me aan. Hij haalde een printje van Roos’ rug uit zijn rugzak en schoof dat over
de tafel naar me heen. Ik zag hoe de rechterbovenhoek een biervlek opslorpte.
Toen greep hij een pen. Of ik er op de achterkant iets bij wilde schrijven. Voor
als ze terugkwam. In zijn naam, dus geen poëzie, dat was niks voor hem. Wat
woorden voor de duidelijkheid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten