Wat ik in
Vincents naam op de achterkant van de foto schreef, weet ik niet exact meer.
Het werkt sinds die ene nacht altijd zo, zeker bij schrijfopdrachten van
emotionele aard. De ander, die de juiste woorden niet vindt, neemt als een
geest bezit van mij en schrijft met mijn woorden wat hij uit wil drijven of aan
wil zuigen. Ik verdwijn.
Ik weet wel nog
wat ik dacht vlak voor ik uit bed stapte om te schrijven, wat door me heen
raasde toen ik als een woest beest naar Roos’ foto keek en me genadeloos aftrok
op de aanblik van die golvende rug. Ik dacht als Vincent. Die de meisjes die
hij wil nooit het gevoel geeft dat ze kunnen ontsnappen. Die zich een bandiet
waant die in hun lijf inbreekt en daarbij enkel let op vochtigheidsgraad en
stijfheid van tepels. Wat de vrouwtjes willen, doet er niet toe, want stuk voor
stuk vinden ze het lekker als je gromt als een leeuw, ze zo hard neukt dat ze
kermen en krommen van de pijn.
Natuurlijk
schreef ik dat niet letterlijk op. Ik legde er een voile overheen en noteerde
het verdoken, met veel minder woorden. Maar wat bedoeld werd, droop ervan af.
Vincent wilde Roos. Helemaal. Nu. En voor altijd.
Een kwartier
nadat ik de zestal zinnen op had geschreven, holde ik naar het toilet en kotste
de laatste resten Vincent uit. Ik besloot de woorden nergens over te schrijven,
al zeker niet in de boekjes waarin ik al twee jaar Roos’ lichaam bezong. Ik
dacht me zo te zuiveren van Vincents gedachten. Hoe naïef. Alle mensen voor wie
ik dit soort opdrachten doe, worden uiteindelijk een deel van mij, hoe hard ik
me daar ook tegen verzet. En hoe groter de weerstand is om dit op papier toe te
geven, hoe erger de hoofdpijn wordt die mijn slapen omknelt.
Maar misschien
slaap ik vannacht eindelijk en kan ik daarna vertellen over de bijzondere week
die volgde. De week waarin ik volledig uit de driehoek brak.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten