maandag 20 mei 2013

Twaalf: Bergen


Nadat ik Vincents gedachten op de achterkant van de foto had gekrabbeld en de ziel uit mijn lijf had gekotst, viel ik in een bolletje gerold en bevend in slaap. Deze rust was slechts van korte duur. Om zes uur de volgende ochtend trippelde mijn moeder opgejaagd door de slaapkamer. Haar voet haperde in de onderbroek die ik enkele uren eerder in razernij op de grond had geslingerd. Ze vloekte zoals enkel moeders, of toch de mijne, dat hartsgrondig kunnen doen. Of ik als een razende gek wilde douchen en wat boterhammen smeren. Want twee uur later werd ik bepakt en bezakt op de parking van het warenhuis verwacht, om met een groep zeventienjarigen naar de Zwitserse bergen te vertrekken.

Ik weet niet eens meer welke organisatie die reis organiseerde en of het de kringen onder mijn ogen waren die mijn vader ertoe hadden gebracht om deze trip enkele weken eerder onder mijn aandacht te brengen. Ik kende niemand in de bus en de angst die ik hierover voelde werd ruimschoots gecompenseerd door het vooruitzicht twee weken lang in de bergen te zijn. Ik kan me ook herinneren dat ik opluchting voelde, toen Vincent even langskwam op de parking om de foto op te halen. Dat hij daarvoor zo vroeg uit zijn bed was gekomen, interpreteerde ik als dankbaarheid. Net zoals de schouderklop die hij me gaf en het zakje weed dat hij nog snel in mijn handpalm moffelde voor ik de bus instapte.

Ik had al vaag het besef dat ik mezelf niet meer herkende en dat al die andere onbekenden er dus niet toe deden. Voor even. Dat dacht ik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten