zondag 5 mei 2013

Zes: Herbronnen

 
Soms was Vincent er niet bij. Hij was twee jaar ouder dan ons en werd onrustig van de schoolbanken en zijn moeder, een knappe vrouw die genoeg mannen had om de regelmatige afwezigheid van Vincents vermeende vader te compenseren. Dat was een rijzige piloot van langeafstandsvluchten, die op uiterst professionele wijze zijn huwelijk veronachtzaamde en blind bleef voor wie hij achterliet. En ook al schoven die andere mannen nooit mee aan tafel, Vincent wist van hun bestaan af. Veel meer dan een binnensmondse verwensing gunde hij hen niet. Vluchtend voor hen en de opzichtige sporen die ze achterlieten, vertrok hij weekenden lang om ‘frisse lucht te happen’, zoals hij het noemde in Roos’ bijzijn. Maar het leken veeleer rooftochten, waarin hij vrienden in de stad opzocht, hun brommers in de prak reed, meisjes van dertien versierde en heel wat meer probeerde dan de bessenjenever en de jointjes die hij met mij en Roos deelde.

Als Vincent vertrokken was, kwam Roos graag bij me langs. Ze hield van de grote tuin en van de geur in de keuken. Nadat ze aanbelde, groette ze steevast de portretten in de hal, die mijn moeder in opzichtige gouden lijsten had opgehangen. Daarna aaide Roos mijn zus over haar hoofd, veinsde even belangstelling voor een nieuwe pop of prentenboek en klom met mij de trap op.

Als we met zijn tweeën waren, dronken we vaker thee dan jenever. We luisterden naar radioshows, die we met een cassetterecorder opnamen, soms over elkaar heen. Zonder het gepraat tussen de muziek, daar zorgde Roos voor. Ik dronk haar woorden en bediende de knoppen. ’s Avonds laat schreef ik neer hoe de haartjes op haar wang die dag glansden in het zonlicht.

Telkens opnieuw werd het duidelijk dat Roos meer interesse had in de dingen die me omringden dan wat die dingen voor me betekenden. Ze bladerde koortsachtig door boeken, op zoek naar citaten die ik op de kaft van haar schoolagenda had geschreven en die ze niet als spiegels van mijn ziel las, maar de hare. Ze vroeg me liever waar een koffievlek vandaan kwam dan waarom een citaat mij getroffen had. Als ze echt naar mijn mening peilde, betrof die Vincent.

Ik zag met lede ogen aan hoe haar pupillen wijder werden als hij tien minuten te laat het klaslokaal binnenstapte. Hoe haar lichaam zich naar hem draaide als ze tussen ons in op de bus stond te wachten. Hoe haar ranke schouders zakten als hij onverwachts opstapte om te ‘herbronnen’, zoals zij het begripvol noemde. Zelfs dat noteerde ik ’s avonds in mijn boekjes, waarin die dingen stonden die mij het meest troffen, in zoekende regels die ik haar nooit voorlas.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten