‘Zonde’, hoorde ik een man zeggen. Onze schouders raakten
elkaar op de vlieghaven. Hij verontschuldigde zich binnensmonds, ging verder
met zijn verhaal, verdween gehaast uit mijn rugveld. Wat hij ‘zonde’ vond,
bleef een raadsel. Veel opties zijn er niet. Hij had het vast over iets leuks
wat net niet gebeurd was. Een feest dat niet doorging. Een vrouw die toch niet
belde. Een zon die niet scheen.
Er zijn twee soorten mensen. Zij die ‘zonde’ die dingen
noemen die niet gebeurd zijn, de acties die ze toch maar niet ondernamen, het
mooie hemd dat te klein bleek, de druppels van het godendrankje die naast het
glas belandden. De relatie van twee mensen die tot hun verbazing mislukte. Die
dingen die wél gebeuren en die hen schokken, die noemen ze geen ‘zonde’ maar
‘schande’. Ze hebben het goed voor met de wereld. Ik begrijp deze eerste soort.
Daarom vertrouw ik hen.
Dan zijn er diegenen voor wie ‘zonde’ is wat wél gebeurt.
Deze mensen hebben lak aan regels en rekken grenzen op. Ze zijn niet tevreden
met spannende namen als ‘gula’, ‘avaritia’ of ‘luxuria’ en zoeken er steeds
nieuwe bijnamen voor. Deze zondigen kijken neer op de kaders en categorieën van
anderen, maar zijn er ook bevreesd voor. Hun zondeloze alledaagsheid vinden ze
volstrekt ontoereikend en onbereikbaar tegelijk. Zij die in hun ogen een
tweedimensionaal leven leiden, oogsten hun minachting maar zijn nodig om te
overleven. Ik begrijp deze tweede soort. Daarom vertrouwen ze mij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten